Cao-lonen met 3,1 procent gestegen in eerste kwartaal 2020
In het eerste kwartaal van 2020 zijn de cao-lonen met 3,1 procent gestegen ten opzichte van 2019. Zo blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS over de cao-loonontwikkeling. De loonstijging is sinds het eerste kwartaal van 2009 niet meer zo groot geweest.
De stijging was het hoogst in de bedrijfstak verhuur en handel van onroerend goed. Daar stegen de lonen van de werknemers in het eerste kwartaal van 2020 met 5,6 procent. Ook in de horeca (+4,3%) en industrie (+4%) was sprake van een behoorlijke stijging. In de bedrijfstakken energievoorziening en financiële dienstverlening was de cao-loonstijging van de werknemers minder dan 2,0 procent.
De contractuele loonkosten, de cao-lonen plus werkgeverspremies, stegen net als de cao-lonen met 3,1 procent in het eerste kwartaal van 2020. Normaal gesproken ligt de stijging van de contractuele loonkosten juist boven die van de cao-lonen. In het eerste kwartaal van 2020 daalde de bijdrage werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (ZVW), terwijl anderzijds de WAO/WIA-(basis)-premie werd verhoogd. De werkgeverspremie pensioen bleef per saldo nagenoeg gelijk.
Bron: CBS
Arbeidsmarkt in kwartaal 4 weer krapper geworden
In het vierde kwartaal is, na een lichte verruiming in het derde kwartaal, de arbeidsmarkt weer krapper geworden. Zo blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS. De spanning is weer opgelopen tot gemiddeld 92 vacatures per 100 werklozen.
Het totaal aantal werklozen daalde met 3.000 en kwam in het vierde kwartaal uit op 316.000. Het aantal openstaande vacatures nam juist in kwartaal 4 toe met 3.000 en kwam op 291.000. Het aantal banen weer groeide met 48 duizend. Daarmee kwam het totale aantal banen, van zowel werknemers als zelfstandigen, op 10 740 duizend.
De grootste stijging van het aantal banen vond plaats in de zorg. In die branche kwamen er in kwartaal 4 in totaal 13.000 banen bij. Andere bedrijfstakken met een grote banengroei waren handel, vervoer en horeca (10.000), zakelijke dienstverlening (6.000) en industrie (5.000)
De meeste werknemers hebben een arbeidscontract voor onbepaalde tijd en een vast aantal uren per week. In het vierde kwartaal waren dat er 5,6 miljoen. Dit zijn er 205.000 meer dan een jaar eerder. Het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie daalt daarentegen. In kwartaal hadden 1,9 miljoen werknemers een flexibel arbeidscontract. Deze daling kwam vooral door een afname van het aantal uitzendkrachten en het aantal werknemers met een tijdelijk dienstverband.
Bron: CBS